COLUMN: Fröbelen is hard werken

Foto:

Martijn Schraven (1978) is freelance journalist, tekstschrijver, lezer en liefhebber van muziek die al lang niet meer gemaakt wordt. Maar eerst en vooral papa. Thuispapa, om precies te zijn. Dat léék ooit een heel logische keuze. Met regelmaat geeft hij middels zijn columns een inkijkje in zijn dagelijkse beslommeringen.

Fröbelen is hard werken

Fröbelen is een werkwoord. Met een sterke nadruk op ‘werk’. Het naar de Duitse opvoedkundige Friedrich Fröbel vernoemde begrip is zowel synoniem voor knutselen als voor prutsen. Het heeft onterecht een wat negatieve bijklank. ‘Vrijblijvend knutselen’, omschrijft Van Dale het iets neutraler. Maar wie ooit een peuter of kleuter in de weer heeft gezien met stiften, papier en lijm, weet dat er niks vrijblijvends aan is, aan dat fröbelen. Het is noeste arbeid. Geef een twee- of driejarige een stickervel en binnen de vier minuten zitten alle stickers een halve centimeter dik over elkaar op een ander vel geplakt.

Een pedagoge die ik afgelopen december sprak voor een artikel in de krant, gebruikte enkel superlatieven om het belang van tekenen en kleuren te onderstrepen. Goed voor de ontwikkeling, goed voor de concentratie, kleurgevoel, expressie en wat al niet meer.

Wanneer het aankomt op mijn eigen creatieve vaardigheden met lijm, schaar en kleine frutseldingen, wordt fröbelen overigens met recht vertaald als prutsen. We halen geregeld de gekleurde blaadjes, schaartjes en Pritt stiften uit de kast, dat wel. Helaas ben ik daarbij behept met de fijne motoriek van een Oezbeekse bosbouwer. Aan leuke ideeën geen gebrek. De uitvoering, daar schort het aan. De paaskuikens van vorig jaar lukten nog redelijk. Over de trekpoppen van Bert en Ernie die ik tijdens de eerste lockdown even uit de losse pols wilde tekenen, kunnen we alleen maar zeggen dat het goed is dat wijlen Meneer Aart het niet meer heeft hoeven meemaken. Met ongekende jaloezie kan ik kijken naar Patricia die een plaatje van Woezel en Pip feilloos overneemt op een Action-schildersdoek en er daadwerkelijk iets moois van maakt.

Sinds kort hebben we een printer. Dat biedt knutseltechnisch nieuwe mogelijkheden. Even een kleurplaat downloaden, samen een masker maken, het is niks, maar het lijkt heel wat.

Een tweede groot voordeel van een net nieuw gekochte printer, is de aanwezigheid van een vers pak printpapier. Kijken hoe je kinderen zich tekenenderwijs ontwikkelen is fantastisch. Van willekeurig krassen naar het maken van rondjes, via koppoters – hoofdjes met handjes – naar heuse tekeningetjes. Lizzy is helemaal van de regenbogen en de hartjes. Van de week kwam ze nog met iets ‘dat ik nog nóóóit had gezien’. Ze maakte een regenbooghart met ogen en een unicorn-hoorn. Laura maakt sinds twee weken haar eerste koppotertjes. Tegelijkertijd kan ze ook nog helemaal opgaan in het ‘kleuren om het kleuren’. Het pak printpapier, de kleurpotloden en de stiften gaan mee naar de kamer. Na een half uur heeft Lizzy een drietal tekeningen gemaakt. Laura heeft een indrukwekkende stapel onder de arm van minstens dertig vel A4. Na de eerste tekening is de kwantiteit van de tekeningen echter voorop komen staan, zo stel ik vast. Ze geeft bij elke ‘tekening’, soms niet meer dan twee strepen en een punt, aan wat het is. ,,Deze is voor jou. En deze heb ik gemaakt. Hier heb ik een streep gemaakt. Dit is blauw. Deze heb ik gemaakt..” Een voor een geeft ze me de kunstwerkjes aan. Ik heb er inmiddels een vijftiental in m’n hand wanneer ze een leeg blaadje tegenkomt. Ze kijkt op, bekijkt het vel nog eens aan beide kanten en concludeert dat er echt niks op staat. ,,O”, zegt ze. ,,Deze is nog leeg. … Nou ja, dan moet je maar gewoon alsof doen..” En door naar de volgende.

Tekst: Martijn Schraven
Illustratie: Pix4Profs / Jules Calis

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen